Oeverbos/Volksbos:
Henk
Dennis

Hoge Bergse Bos:
Esther
Roger

Bekijk interviews

Shifting Mountains (Verschuivende Bergen) is een participatief onderzoeksproject over afvalstromen en gesloten stortplaatsen in regio Rotterdam. Het nodigt mensen uitmensen van verschillende generaties uit om herinneringen en kennis uit te wisselen over deze door afval gevormde post-natuurlijke landschappen en creëert ruimte voor gesprekken hierover.

Shifting Mountains (Verschuivende Bergen)
is a participatory research project about waste streams and closed landfill sites in the Rotterdam region. It invites people of different generations to exchange memories and knowledge about these post-natural landscapes shaped by waste and creates the space for conversations about them.

WEBSITE

Gepubliceerd in de herfst van 2025
Leestijd 30 min

Shifting Mountains
Verschuivende Bergen



Inleiding

Aanpak

Hoge Bergse Bos

Oeverbos & Volksbos

Paradoxale natuur

Tijdelijkheid

Verzet

Acceptatie

Visies op de toekomt

Postlude
Colofon & Disclaimer


Deelneemers in Hoge Bergse Bos (voormalige stortplaats). Miguel Teodoro


Introduction

Op het eerste gezicht lijkt de heuvel heel gewoon. Een helling met gras en struiken, met grindpaden die naar de top slingeren, waar een hoge uitkijktoren uitkijkt over het typische vlakke Nederlandse landschap: akkers met zwart-witte koeien, gescheiden door kleine slootjes, en de beruchte kassen. Met een groep mensen staan we op de top van een vreemde topografie die hoger is dan al het andere in dit gebied. Naast ons rijden kinderen op hun mountainbikes met een rotvaart de hellingen af, zich waarschijnlijk niet bewust van het feit dat onder hun wielen duizenden kubieke meters samengeperst afval in het donker liggen. We verspreiden ons over de heuvel om sporen te zoeken die nog steeds de oorsprong en de verborgen realiteit van dit landschap verraden: roestige buizen die uit de grond steken of een laagje olie dat glinstert op de bodem van een opdrogende sloot.

We bevinden ons in het Hoge Bergse Bos, een groep heuvels die aan de uiterste rand van Rotterdam zijn ontstaan door het afval van de stad op te vangen en voor altijd op te slaan. Ze maken deel uit van de naar schatting 4000 tot 6000 gesloten vuilnisbelten of stortplaatsen die verspreid liggen over Nederland1, hoewel de meeste daarvan voor het ongetrainde oog minder zichtbaar zijn omdat ze onder de grond liggen. Voordat afvalverbrandingsinstallaties in de jaren zeventig terrein wonnen, gevolgd door recycling campagnes en de opkomst van de ‘milieustraat’ in de jaren negentig, was het storten van afval in voormalige steengroeven, sloten en greppels de meest gebruikelijke manier van afvalverwerking in Nederland.2 
Wat er van dit tijdperk van vuilnisbelten overblijft, zijn kunstmatige, zichtbare post-natuurlijke landschappen, variërend van door mensen gemaakte heuvels die zijn vermomd in groen, omgevormd tot griezelige utopieën, recreatiegebieden voor zowel spel als buitensport.

Veel minder voor de hand liggende afvallandschappen raakten echter volledig in de vergetelheid, opgeslokt door de stad of zelfs opnieuw bebouwd.
   We nodigden Roger Smeets uit, een milieuadviseur die al vele jaren met stortplaatsen werkt, om een presentatie te geven tijdens onze workshop. “Het beleid rond stortplaatsen in Nederland veranderde uiteindelijk na een dramatische gebeurtenis”, legde Roger uit. In september 1979 bracht een gebarsten waterleiding in Lekkerkerk aan het licht dat een hele woonwijk was gebouwd op zwaar vervuilde grond. Tijdens de bouw van het terrein was illegaal chemisch afval, waaronder verfverdunners, gedumpt door een containerbedrijf. Honderden gezinnen werden geëvacueerd en onder nationale aandacht vond een uitgebreide sanering plaats. Het “giftige drama van Lekkerkerk” werd een van de meest beruchte milieurampen in de Nederlandse geschiedenis: een moment dat het publieke bewustzijn en het beleid ingrijpend veranderde. Het was een katalysator voor nieuwe wetgeving op het gebied van afvalbeheer en -verwerking.3
   Tegenwoordig is een stortplaats zowel een stuk infrastructuur als een landschap. Het is ontworpen om te functioneren als een afgesloten container, waarbij afval van de buitenwereld wordt gescheiden door lagen geomembraan en grond. Toch is deze grens kwetsbaar: oudere stortplaatsen beschikken vaak niet over een dergelijke afsluiting en zelfs recentere stortplaatsen verslechteren na verloop van tijd door erosie en materiaalmoeheid. Wanneer de barrière verzwakt, moet het landschap opnieuw worden opengemaakt, waardoor de dunne grens tussen wat begraven is en blootgesteld is opnieuw vervaagd.
   In een sterk verstedelijkt en gecommercialiseerd landschap zijn veel gesloten stortplaatsen de enige groene gebieden geworden waar bewoners toegang toe hebben. De afvalbergen zijn onherkenbaar geworden, verborgen onder gras en bomen, omgevormd tot heuvels en parken die een natuurlijke omgeving nabootsen. Toch kunnen deze landschappen niet op hun natuurlijke beloop worden gelaten. Zodra een stortplaats wordt gesloten, komt deze in een fase terecht die eufemistisch ‘nazorg’ wordt genoemd en die voortdurende monitoring vereist via buizen die de hellingen doorboren en sensoren die gas, druk en grondwater meten. Lang nadat de laatste vrachtwagenlading afval is gestort, blijft de stortplaats voortbestaan als een ‘landlichaam’4, een levende bioreactor onder een laag aarde.
   Deze locaties worden tot op zekere hoogte opgeofferd. Terwijl in het verleden sommige voormalige locaties gewoonweg werden vergeten of een nieuwe bestemming kregen, is hun toekomst vandaag de dag, met strengere wetgeving, onzeker. Tussen de velden kunnen ze een afgedankt stuk grond zijn, terwijl ze in de stad kunnen dienen als geluidsscherm, dijk of groene ruimte. Het resultaat is een opvallende paradox: in een dichtbebouwd gebied zijn stortplaatsen onderdeel geworden van de weinige overgebleven groene ruimtes waar mensen toegang toe hebben. 
Onder het landelijke oppervlak ligt een begraven archief van menselijke consumptie, een landschap dat zowel een toevluchtsoord als een litteken is.


Aanpak

Als de stortplaats zowel een technologische container als een levend organisme is, hoe kunnen we deze dan anders benaderen, niet alleen als gegevens die moeten worden beheerd, maar als terrein dat moet worden waargenomen? Ons onderzoek had precies dat tot doel. Dit participatieve onderzoeksproject is voortgekomen uit een samenwerking tussen Katya Borisova, Sigrid Schmeisser en Anne Vera Veen. We ontmoetten elkaar in 2023 tijdens het Wasteland Lab: Streams van Collective Wasteland Festival5, mede georganiseerd door Katya en Anne Vera, waar Sigrid haar langdurige onderzoek naar afvalstromen (Centre to Periphery)6 presenteerde, dat leidde tot de aanleg van stortplaatsen in de vermeende periferie. Aangetrokken door de diepgang en onzichtbaarheid van dit onderwerp, zijn we Shifting Mountains gestart, een participatief onderzoeksproject dat onze relatie met stortplaatsen en de verhalen die ze verbergen opnieuw in beeld wil brengen.
   Voortbouwend op Sigrids eerdere theoretische werk en op een groeiend aantal onderzoeken naar afval, ecologie en geheugen, waren we nieuwsgierig om de theorie van het ‘Shifting baseline syndrome’ toe te passen op de stortplaats: de geleidelijke aanpassing van wat elke generatie als ‘normaal’ beschouwt binnen haar omgeving, zelfs als dat betekent dat men zich aanpast aan de verwoesting van het milieu.7 Mensen hebben de neiging om zich steeds verder van de natuur te verwijderen en hun milieubewustzijn neemt duidelijk af. Er wordt gezegd dat met name ontwikkelingen als deze kunnen leiden tot een verkeerde perceptie van hoe ‘gezonde’ ecosystemen eruit zouden moeten zien. Vooral wanneer deze locaties niet kunnen worden geïnterpreteerd voor wat ze zijn of wanneer de veroorzaakte schade niet noodzakelijkerwijs als zodanig ‘waarneembaar’ is voor onze menselijke zintuigen. Een ogenschijnlijk eenvoudig voorgesteld tegengif zou zijn om te zoeken naar manieren om weer ‘verbinding te maken’ met onze omgeving, onze Umwelt.
   We hebben twee locaties in Zuid-Holland, in de omgeving van Rotterdam, geselecteerd als casestudy’s: het Hoge Bergse Bos en het Oeverbos/Volksbos. Door middel van literatuuronderzoek en interviews met verschillende mensen die een band hebben met de locatie, hebben we meer inzicht gekregen in hun perceptie van deze stortplaatsen. In het voorjaar van 2025 organiseerden we twee workshops in het Hoge Bergse Bos en het Oeverbos, met deelnemers die we hadden leren kennen via de netwerken die we tijdens ons onderzoek hadden opgebouwd. 
   Uitgaande van het uitgangspunt om ons lichaam opnieuw af te stemmen op het afvallandschap, hebben we de deelnemers uitgenodigd om een dag met ons door te brengen in het Hoge Bergse Bos en het Oeverbos. Elk bezoek begon met een langzame wandeling over de stortplaats, waarbij het wandelen zelf een vorm van onderzoek werd, een manier om het landschap te ervaren. Terwijl we ons voortbewogen, pauzeerden we om te observeren, te luisteren en te praten. Geleid door aanwijzingen die we hadden verzameld in een klein notitieboekje met de titel ‘Notice what you notice’ (Merk op wat je opmerkt), voelden de deelnemers het landschap aan, observeerden ze, luisterden ze, roken ze planten en keken ze naar dieren, fotografeerden ze en reflecteerden ze. Met deze oefeningen wilden we een ruimte creëren waar de waarneming zich kon uitbreiden en waar deelnemers het landschap konden gaan voelen door hun eigen belichaamde aandacht. Deze activiteiten waren niet bedoeld om uitleg te geven, maar om iets op te roepen: om omstandigheden te creëren voor ‘opmerken’, voor nieuwsgierigheid, voor het subtiele ongemak dat ontstaat wanneer men zich realiseert dat de heuvel onder hun voeten bestaat uit begraven overblijfselen.
Door deze combinatie van wandelen, waarnemen, in kaart brengen en collectief reflecteren en creëren, wilde Shifting Mountains inzicht krijgen in de subjectieve, belichaamde ervaringen van deze post-natuurlijke landschappen.


Locatieprofielen

De twee locaties waarmee we ons hebben beziggehouden, liggen aan de oostelijke en westelijke rand van Rotterdam. Na tientallen jaren afval te hebben ontvangen, zijn ze tegenwoordig omgevormd tot groene recreatiegebieden. 
   Hoewel ze een vergelijkbare oorsprong en functie hebben, zijn hun trajecten sterk uiteenlopend. Terwijl het gebied van het Hoge Bergse Bos in status is gestegen en omringd wordt door nieuwe woon- en recreatieprojecten, staat het Oeverbos nog steeds onder druk van de omliggende industrie en infrastructuur. Tegenwoordig verbindt een enkele rit met metrolijn B deze twee getransformeerde afvalgebieden met elkaar en onthult zo de contrasterende realiteiten die naast elkaar bestaan aan de rand van de stad.


Hoge Bergse Bos


Hoge Bergse Bos. Google Earth


Op de fiets vanuit Rotterdam Alexander verandert het landschap langzaam. De stad maakt plaats voor rustige buitenwijken, vervolgens voor uitgestrekte tuinen en wanneer we de rivier de Rotte bereiken, geven privésteigers met glanzende boten een indicatie van hoe de bewoners hun zomers doorbrengen. Het gerucht gaat dat een CEO van een groot landbouwbedrijf in de buurt woont, met een privélandingsbaan voor diens helikopter. Uit nieuwsgierigheid kijken we online: de huizen hier zijn gemakkelijk een miljoen waard.
   Terwijl onze fietsen langs de groene velden glijden, rennen paarden naast ons door het hoge gras. Aan de horizon verschijnen de heuvels die we maanden geleden op hoogtekaarten hebben bestudeerd: drie glooiende heuvels die oprijzen uit het vlakke land, voormalige stortplaatsen die zijn omgevormd tot recreatieterreinen. Op de ene ligt een golfbaan, op de tweede een kunstmatige skipiste en de derde wordt gebruikt voor andere buitensporten zoals mountainbiken en hardlopen, en wordt ook geëxploiteerd door het buitensportbedrijf Outdoor Valley. Op de vierde heuvel staat een monumentaal kunstwerk, dat van veraf zichtbaar is.
   Alles hier voelt zorgvuldig samengesteld: de glooiende hellingen, de kronkelende paden, het stille water. Als de avond valt, kleurt de lucht oranje en roze en vult de lucht zich met het getjilp van vogels die zich klaarmaken voor de nacht. Het afval beneden is al lang uit het zicht verdwenen, opgenomen in een landschap dat nu recreatie en welvaart uitstraalt.
    
Locatie: Bergschenhoek, Lansingerland | Periode in gebruik geweest als stortplaats: 1960–2015
Oppervlakte: 100 hectare | Inhoud: bouw- en sloopafval, slib en bagger, huishoudelijk afval, groenafval, illegaal gestort afval. | Huidig gebruik: recreatie, park, golfbaan, kunstmatige skipiste, klim- en buitensportcentrum | Eigenaar van het terrein: Provincie Zuid-Holland/Recreatieschap Rottemeren/Staatsbosbeheer | Bevoegde instantie: Provincie Zuid-Holland | Organisatie verantwoordelijk voor de nazorg: Provincie Zuid-Holland | Organisatie die het terrein beheert: Staatsbosbeheer | Milieutoezichthoudende organisatie: DCMR Milieudienst Rijnmond
Kaarten zijn ter beschikking gesteld door Sigrid Schmeisser (Searching for the Dutch Mountains)




Oeverbos & Volksbos

Vanaf metro Vlaardingen fietsen we een kwartier richting het Oeverbos. Het rechte fietspad loopt vlak langs de Nieuwe Waterweg, waar de wind ons tempo vertraagt en ons eraan herinnert dat de zee dichtbij is. Het is warm, maar het water is geen verleiding: de stroming ziet er sterk en meedogenloos uit.
   Het pad strekt zich een hele tijd vlak voor ons uit. Enorme containerschepen varen voorbij en laten onze fantasie de vrije loop over waar ze vandaan komen en wat ze vervoeren. Als je je vandaag de dag een stortplaats voorstelt, denk je misschien aan een krater die gevuld moet worden of een heuvel zoals het Hoge Bergse Bos, maar het land ligt vlak en open, zonder iets om zich tegen de wind te beschermen. Ook zijn er geen typische tekenen te zien, zoals pijpen die uit de grond steken. Pas als we even stoppen om de kaart te bekijken, realiseren we ons dat we al die tijd over de stortplaats hebben gefietst: afval dat over een groot oppervlak is platgedrukt en uitgespreid. 

Uitzicht vanaf het Oeverbos (stortplaats) richting de Rietputten (links) en het Volksbos, inclusief het bord Groeiend Verzet. Miguel Teodoro


Door de teksten die we hebben gelezen en de mensen die we hebben gesproken, hebben we geleerd dat de voormalige stortplaats die we zijn komen onderzoeken geen op zichzelf staand stuk afvalinfrastructuur is in dit gebied. Integendeel, we zijn omringd door de materiële gevolgen van afvalbeheer.
Het hele gebied ademt industrie, zware machines en de arbeiderssfeer waarmee Rotterdam zich zo vaak profileert.

Aan de overkant van het wilde water van de Maas zien we een industrieel gebouw met een dikke rookpluim die zich in de wind verspreidt. Dit is veelzeggend, want dit is de huidige stand van zaken op het gebied van afvalverwerking in Nederland, namelijk verbranding. Deze door AVR geëxploiteerde faciliteit verwerkt gemeentelijk en industrieel afval uit tal van Nederlandse steden en uit het buitenland.8 Aan de overkant van de weg liggen de natuurgebieden Volksbos en Rietputten, beide aangelegd als reactie op en uit protest tegen de uitbreiding van de stortplaats Oeverbos.
Locatie: Lickebaert, Vlaardingen | Periode in gebruik geweest als stortplaats: 1950s–1987
Stortplaats oppervlakte: 40 Hectare | Inhoud: slib, bouw- en sloopafval, huishoudafval, illegale dump | Gebruik: recreatie, park, speeltuin, windmolens, een deel van de site in onderdeel van de New Waterway tunnel | Eigenaar: een groep privé-eigenaren/Staatsbosbeheer | Authoriteit: gemeente Vlaardingen | Organisatie verantwoordelijk voor de nazorg: gemeente Vlaardingen, eigenaren | Organisatie verantwoordelijk voor het beheer: Staatsbosbeheer Midden-Delfland | Andere belangrijke belanghebbenden: Waterschap Delfland | Organisatie die toezicht houdt op het milieu: DCMR Milieudienst Rijnmond.
Kaarten zijn ter beschikking gesteld door Sigrid Schmeisser (Searching for the Dutch Mountains)


 

Paradoxale natuur


Stortplaatsen nemen een paradoxale positie in het landschap in. Aan de oppervlakte zien ze eruit als groene heuvels, parken of recreatiegebieden, vaak niet te onderscheiden van bewust aangelegde natuurgebieden. Gras, ondiep gewortelde bomen en wandelpaden wekken de indruk van een serene, ecologische omgeving, die bewoners uitnodigt om te spelen, te picknicken of te wandelen. Maar daaronder schuilt een andere realiteit: samengeperst afval, methaanproducerende lagen en giftige residuen. Wat er natuurlijk uitziet, is in feite kunstmatig; wat passief lijkt, wordt actief beheerd.
   Deze paradox wordt duidelijk in de reacties van de deelnemers aan onze workshop. Jan, een vertegenwoordiger van de Wandelvereniging de Kievieten, die wandelingen en hardloopwedstrijden voor lokale bewoners organiseert, merkt op: 
“Nu is het een natuurlijke plek geworden, niemand denkt er nog aan als een stortplaats of afvalberg. (...) De stortplaatsen zijn omgevormd tot ‘groene ruimtes’, zoals Central Park in New York.”

Jan’s reflectie laat zien hoe deze kunstmatige landschappen worden opgenomen in de dagelijkse ervaring. Hoewel ze de nodige groene ruimte bieden, is hun oorsprong als stortplaats grotendeels vergeten en is de herinnering aan afval verdrongen door recreatie en sociaal gebruik. Esther, een andere deelnemer aan onze workshop, heeft daarentegen een kritischer standpunt: “Ik wordt zo getriggerd word door het woord ‘natuur’,” zegt ze, “terwijl mensen eigenlijk recreatiegebied bedoelen.”

Haar opmerking onderstreept de spanning tussen ecologische en recreatieve opvattingen over groene ruimte.

  
Uitzicht op de gesloten stortplaats van het Hoge Bergse Bos, met het kunstwerk ‘Wiebertjes’ en de skyline van Rotterdam op de achtergrond. Miguel Teodoro
Uitzicht op de gesloten stortplaats van het Hoge Bergse Bos (Uitkijkpunt Lührs, 30m) met de skibaan en de rivier de Rotte. Miguel Teodoro

Aan de andere kant van Rotterdam, in het Oeverbos met zijn operationele landschap, lijkt het moeilijk voor te stellen hoe de lokale bevolking zich aan het gebied zou aanpassen. Toch deelt Dennis, een van onze geïnterviewden, wat misschien wel het toppunt van acclimatisatie is: “Dit stuk van Hoek van Holland tot Rotterdam voelt echt als thuis voor mij, vooral de Waterweg. Ik woon op de achtste verdieping in Maassluis en als het donker wordt, gaan alle lichten aan, en voor mij voelt dat uitzicht als thuiskomen. Als ik van perspectief verander en naar al die fabrieken kijk, vind ik het ook vreemd. Maar als je ergens mee opgroeit, wordt het de norm en is er niets vreemds aan. Dus ja, ik woon onder de rook van de Maasvlakte, en eigenlijk vind ik dat heel normaal.”
   Deze reflecties laten zien hoe complex en soms tegenstrijdig de manier is waarop mensen postnatuurlijke landschappen ervaren: ze worden tegelijkertijd gewaardeerd als groene ruimtes en ervaren als locaties met een verborgen industriële en ecologische geschiedenis.


Tijdelijkheid


Stortplaatsen bestaan tegelijkertijd op meerdere tijdschalen. Ze zijn er voor eeuwig. Als ze niet worden uitgegraven en gesaneerd, blijven ze voor altijd op hun plaats. Ze vereisen ook voortdurend onderhoud door provinciale autoriteiten, milieudiensten (Omgevingsdienst) en gemeenten om te voorkomen dat hun inhoud ontsnapt en bodem en water verontreinigt. Al tientallen jaren wordt een deel van de inkomsten van een stortplaatsbeheerder in Nederland gespaard en overgedragen aan de autoriteiten om de kosten van mogelijk eeuwigdurend onderhoud te dekken. Toch blijft de eeuwigheid een ongrijpbaar perspectief. Tegelijkertijd is ‘alles’ wat op gesloten stortplaatsen wordt geplaatst, vanwege de potentiële risico's en de noodzaak van voortdurend onderhoud slechts tijdelijk en streng gecontroleerd, en kan het zelden volledig wortel schieten zonder het risico van verwijdering of uiteindelijke ontmanteling.
   Milieuadviseur Roger Smeets legt uit hoe dit van invloed is op nieuwere locaties: “Het geomembraan dat de inhoud van de stortplaats aan de bovenkant bedekt, gaat niet eeuwig mee. Het gaat tussen de vijftig en honderd jaar mee, dus na vijftig jaar moet de bovenste laag grond worden verwijderd en de rubberfolie eronder worden vervangen. Dat beperkt ook de hergebruiksmogelijkheden van deze plaatsen, want als je er dingen op gaat bouwen, bijvoorbeeld een woonwijk, zou dat technisch gezien mogelijk zijn, maar dan zouden na vijftig jaar al die huizen moeten worden gesloopt omdat de bovenste laag van de stortplaats moet worden vervangen.”

Hoge Bergse Bos: Het huis en keramiekatelier Cock Keramiek in de jaren 80 in een nog vlak landschap. 
Cock Keramiek


Tijd speelt een verduisterende rol, want alleen mensen die de locaties in bedrijf hebben gezien, hebben nog een duidelijk beeld van hun oorsprong en verborgen realiteit. Sommige mensen met wie we spraken, wilden hun uitspraken niet in deze publicatie opnemen, omdat ze nog steeds juridische en andere banden met de locaties hebben. Maar in meerdere verhalen die we van lokale bewoners hebben gehoord, vertellen ze over illegale commerciële stortingen die in eerdere decennia op de locatie plaatsvonden, en over de vele vrachtwagens die dagelijks ongecontroleerd afval naar deze locatie brachten. Ze vertellen hoe er één voor één heuvels uit de grond zijn gerezen en hoe het gras vanwege de giftigheid van de inhoud lange tijd op een van die heuvels niet kon groeien, voordat er meer lagen aarde op werden aangebracht. 
   Toen we spraken met vrijwilligers van de lokale natuurbeschermings-organisatie in het Hoge Bergse Bos, die het grootste deel van hun leven in het gebied hebben gewoond, herinnerden velen zich de zware geuren die uit het gebied kwamen en de gaten die na regenval in de heuvels ontstonden.    
   Jan, die in 1988 naar het gebied verhuisde, herinnert zich de locatie uit de jaren 90: “Zo is het hier begonnen met de pijpen en de geur. Ik weet dat je ongeveer twintig jaar geleden altijd de geur van de grond en wat eruit kwam kon ruiken. En als je ernaar vroeg, zeiden ze dat het gewoon de stenen en zo uit Rotterdam was. Maar de mensen die hier wonen, weten wel beter: de vrachtwagens kwamen's nachts en brachten dingen waarvan we niet weten wat het was. Bouw- en sloopafval, zeggen ze. Maar het waren ook andere dingen.”

Oeverbos Stortplaats (Maassluissedijk): Speeltuin, recreatie en uitzichtpunt. Sigrid Schmeisser (Eerste excursie Shifting Mountains)


Geleidelijk aan verdwijnt het verhaal over de afvalrijke oorsprong van de heuvels. Mensen die getuige waren van de activiteiten op de locaties overlijden en nieuwkomers hebben een grotere mentale afstand tot de inhoud. Het verstrijken van de tijd en de groene begroeiing veranderen geleidelijk aan de perceptie.  Op slechts een paar meter van het keramiekatelier Cock Keramiek staat een sportcentrum genaamd Outdoor Valley. Als we over de parkeerplaats lopen, zien we kajaks in de zon liggen, klaar om elk moment door het water tussen de heuvels te glijden. In het restaurant op dit idyllische terrein ontmoeten we de eigenaren, Erik en Marielle. Hun zaak verwelkomt regelmatig honderden bezoekers en zij zien het als hun missie om mensen weer in contact te brengen met de natuur, vooral nu Rotterdam blijft groeien en groene recreatieruimte schaars wordt. Als we het hebben over het stille geheugenverlies rond stortplaatsen, deelt Marielle haar visie.
   Marielle: “Ik denk dat wij, die hier wonen, ons niet altijd realiseren wat er onder de grond zit. We hebben gewoon geluk met wat er boven de grond zit. Dus we maken echt gebruik van het gebied. We gebruiken de heuvels voor recreatie, wanneer we met gasten gaan mountainbiken of wanneer we trailrun-trainingen doen. Voor ons zijn de heuvels dus echt een voordeel, ze maken dit gebied aangenaam om in te wonen. Het voelt alsof we altijd op vakantie zijn.”
  Jan geniet van het terrein en de mogelijkheden die het biedt, ook al herinnert hij zich de overlast die het jaren geleden veroorzaakte. Sommige andere oudere bewoners die bepaalde gebieden vermeden omdat er gevaarlijk puin lag dat later werd opgeruimd, lopen daar nu weer, omdat hun herinneringen aan het gevaar, de opruimwerkzaamheden en de uitgebreide veiligheidsmaatregelen rondom het gebied geleidelijk zijn vervaagd. Het tijdelijke karakter van stortplaatsen is een voorbeeld van wat Rob Nixon ‘Slow violence’ noemt: milieuschade die zich onzichtbaar gedurende decennia opstapelt en in het dagelijks leven genormaliseerd raakt9. Het sluit ook aan bij Daniel Pauly’s concept van het ‘Shifting baseline syndrome’: elke generatie erft een meer aangetaste en beheerde omgeving, waardoor de oorsprong moeilijker te herinneren is.10


Verzet


Stortplaatsen zijn ook plaatsen van verzet geweest. Een treffend voorbeeld hiervan is het Volksbos. Het was 1992, iets meer dan tien jaar na het giftige incident in Lekkerkerk. De gemeente Vlaardingen kondigde plannen aan voor een nieuwe stortplaats tussen de Maassluissedijk en de Hoekse Lijn. Met Lekkerkerk nog vers in het geheugen, begonnen enkele activisten en politiek actieve inwoners vraagtekens te plaatsen bij dit besluit. Hun bezorgdheid kreeg al snel steun van invloedrijke leden van de gemeenschap, waaronder artsen, advocaten en politieagenten. Onder de naam Groeiend Verzet organiseerden ze een actie die zowel symbolisch als praktisch was: het aanplanten van een bos op de voorgestelde stortplaats.11
   We spreken met Niko Koffeman via een videogesprek, waarbij we afwisselend Nederlands en Engels spreken. Niko is opgegroeid in Vlaardingen en was mede-initiatiefnemer van deze boomplantactie. “Elke winkel, kapper en apotheek in de stad verkocht ‘boombonnen’ om het doel te steunen. Boomkwekers brachten jonge boompjes. De hele stad was erbij betrokken.” Het gerucht gaat dat ze in één dag 17.000 bomen hebben geplant, hoewel sommige bronnen suggereren dat het werk over meerdere weekenden was verdeeld. Het protest was succesvol: de gemeente trok haar uitbreidingsplannen in.

Youtube Video: Protestactie in 1992
     
   Nu, in mei 2025, meer dan dertig jaar later, groeit er langs de Maassluissedijk een weelderig bos met een grote biodiversiteit. We bezoeken het samen met Henk van Woerden (KNNV Waterweg Noord), die ons over de paden leidt en ons wijst op de verschillende boomsoorten. “Veel van de deelnemers komen nog steeds terug om ‘hun’ boom te bezoeken”, vertelt hij ons. “Het is voor hen een persoonlijke pelgrimstocht geworden.” Twee van onze deelnemers vertellen inderdaad dat ze aan de actie hebben deelgenomen, hoewel ze zich vanwege hun jonge leeftijd destijds hun boom in het prachtige struikgewas van het Volksbos niet meer kunnen herinneren. Nu kunnen ze gissen of gewoon een boom uitkiezen, maar de herinnering blijft tot op de dag van vandaag voortleven. 
   Maar zelfs dit romantische verhaal van een succesvolle bottom-up actie heeft zijn complexiteit. Net buiten het Volksbos ligt de stortplaats Maassluissedijk, nu Oeverbos genoemd, gesloten maar grotendeels vergeten onder droog gras en een speelterrein, terwijl aan de overkant van de Maas de torenhoge afvalverbrandingsoven van AVR nog steeds zijn rookgassen uitstoot. 
De overwinning van het Volksbos is weliswaar belangrijk, maar past in een breder landschap dat nog steeds wordt gevormd en gedomineerd door industrie en (afval)infrastructuur.

Ondanks steeds nieuwere afvaltechnologieën en hergebruik-inspanningen om de eindeloze stroom overtollig materiaal dat tot afval wordt verwerkt aan te pakken, lijkt er nauwelijks een systematisch alternatief te zijn voor verbranding. En wat velen niet weten, is dat de restanten ervan tot op de dag van vandaag naar de periferie worden afgevoerd, waar ze veranderen in lagen antropogene strata.

Volksbos (Lickebaert), overblijfselen van de protestactie in 1992. Sigrid Schmeisser (Eerste excursie Shifting Mountains)




Acceptatie


Acceptatie is misschien wel een van de krachtigste dynamieken in de perceptie van gesloten stortplaatsen door mensen die in de buurt wonen of met deze plaatsen te maken hebben. Een dergelijke acceptatie van vervuilde landschappen is nooit neutraal. Ze ontvouwt zich binnen de logica van ‘Slow Violence’: schade die geleidelijk ontstaat en genormaliseerd raakt. 
Acceptatie is hier geen persoonlijke aanpassing, maar een reactie op structurele omstandigheden, waarbij mensen zich aanpassen aan veranderingen waarvoor ze niet hebben gekozen.

In het Hoge Bergse Bos, dat nu fungeert als een groene en heuvelachtige ontsnapping, accepteren veel mensen de locatie en juichen ze de transformatie toe, omdat begraven afval niet langer deel uitmaakt van hun beleving. Jan: “Het is hier echt prachtig. En er zijn allerlei soorten landschappen, zoals de polders, de bergen en het bos. En dat vinden de meeste mensen die hier wonen heel fijn, omdat je overal naartoe kunt gaan en veel verschillende dingen kunt zien. Dat is echt een luxe. Vooral in de Randstad.”
   Deze brede waardering wordt duidelijk als we met Dick over de kronkelende paden van het Hoge Bergse Bos lopen, langs groepjes kinderen die aan parkour doen, hondenuitlaters, hardlopers en mountainbikers. Dick werkt bij Staatsbosbeheer, dat verantwoordelijk is voor het beheer van de laag boven het afvallandschap, de flora en fauna. Hij sluit zich aan bij Jans mening: “Nederland is zo vlak als een biljarttafel. En nu hebben we deze heuvels, een skigebied en een outdoorvallei. Het is dus een heel bijzonder gebied geworden. Je kunt er blij mee zijn, zolang het geen milieuproblemen veroorzaakt.”
   In het Oeverbos in Vlaardingen vinden mensen het daarentegen moeilijker om het gebied te waarderen. Het belichaamt de voortdurende aantasting van groene ruimtes door de haven van Rotterdam, de zware industrie en de afvalinfrastructuur. Ondanks eerdere overwinningen om de omliggende gebieden te behouden, staat de locatie nog steeds onder enorme druk. Henk: “Natuurlijk zie je dat afval gedumpt wordt en vind je dat niet oké. Maar vijftig jaar geleden werd daar niet moeilijk over gedaan. In Maassluis is er ook zo'n buurt waar allerlei afval is gestort. Dat is later met een laag aarde afgedekt. Daar zijn huizen op gebouwd. Hoogbouw wel, dus geen laagbouw, want dat was daarvoor te giftig. Nu, na ongeveer 50 jaar is de afdeklaag plaatselijk verdwenen en komt de giftige grond aan de oppervlakte. Het blijft een probleem voor de toekomst. Het is niet oké, maar wat kun je er als kleine man aan doen? Je voelt je klein. Nu, na mijn pensioen doe ik er iets aan.”
  Mensen raken verstrikt in vervuiling door hun nabijheid en banden met de industrie, omdat hun historische werkgelegenheid vaak verband hield met de sectoren die juist schade veroorzaakten. Een deelnemer herinnert zich: “Een familielid van mij heeft hier veel giftig afval gedumpt. Hij werd in de gevangenis gezet, maar de rechter kon hem niet vervolgen. Dus vertrok hij en had hij een mooi leven. Het is heel vreemd als je hier woont en alle auto’s met de naam van zijn bedrijf ziet. Het is familie, en tegelijkertijd weet je dat het vies is. In die tijd spraken we niet over viesheid. Je wist dat het slecht was. Tegenwoordig is dat heel belangrijk.”
   Henk: “Ik ben nu gepensioneerd leraar. Daarvoor heb ik kort in de industrie gewerkt, waar ik veel heb geleerd – vooral hoe dingen niet moeten. Dat bepaalt nu mijn dagelijkse bezigheden na mijn pensioen. Als je daar gewoon je werk doet, zie je het. Er gebeuren allerlei dingen en je voelt dat dit niet goed is. Ik ben gestopt met dat werk, maar dat heeft een paar jaar geduurd, want aan de andere kant had ik het nodig voor mijn studie.”

AVR afvalverbrandingsoven, tegenover de Maassluissedijk (Oeverbos). Sigrid Schmeisser
Afvalhoop in Nederland, rond de tijd van het Lekkerkerk incident. Nationaal Archief

   Een andere factor die bijdraagt aan de acceptatie is de beperkte macht die mensen hebben over deze plaatsen. Stortplaatsen blijven sterk beheerd door de overheid, waarbij eigendom, beheer en nazorg worden gecontroleerd door een wirwar van organisaties. Bewoners hebben moeite om veranderingen door te voeren en de inspanningen voor natuurbehoud worden gekenmerkt door voortdurende spanningen en verwikkelingen tussen meerdere belanghebbenden.
   De onlangs goedgekeurde plannen voor de bouw van de nieuwe afvalwaterzuiveringsinstallatie “Vergulde Hand” langs de Maassluissedijk in Vlaardingen zijn een zeer krachtig voorbeeld van de wisselwerking tussen leven, natuur en afvalindustrie in het gebied. Om het natuurgebied Rietputten, een moeras dat door de stijgende temperaturen steeds meer te lijden heeft onder droogte, in stand te houden, zou afvalwater uit de nieuwe installatie worden aangevoerd. Dit project is tegelijkertijd een technische oplossing, een ecologische ingreep en een industriële uitbreiding. 
   Terwijl we de verkoelende luifel van het Volksbos verlaten en terugkeren naar Oeverbos, legt Henk de huidige plannen uit: “Deze zal afvalwater krijgen uit Westland, Maassluis, Vlaardingen, Schiedam en andere plaatsen. De oude zuiveringsinstallatie is nu aangewezen als industriegebied en komt dus beschikbaar voor gebruik door de zware industrie. Nou, dan moeten we hier misschien nog een protestbos aanplanten. Maar de nieuwe rioolzuivering zal het water heel goed zuiveren met behulp van de nieuwste technologie. Ik denk dat het positief is. Het afvalwater zal zo schoon zijn dat het via het naastgelegen natuurgebied en de polder gebruikt kan worden.” 
   Gemeenschappen en natuurbeschermingsgroepen staan er momenteel achter omdat het een beheersbaar evenwicht biedt. De plannen belichamen ook een ‘trolleybusdilemma’ tussen het in stand houden van natuurreservaten en het toestaan van meer industriële ontwikkeling. Met de start van de bouwwerkzaamheden in 2027 zal deze complexe wisselwerking tussen natuur en industrie voortdurende aandacht en inspanningen van KNNV en andere groepen vereisen om het dicht bij de oorspronkelijke afspraken te houden. In die zin vragen deze postnatuurlijke landschappen om een soort acceptatie, niet als berusting, maar als erkenning van verstrengeling. 
Mensen leven hier met tegenstrijdigheden: ze weten dat wat hen in stand houdt, ook schade kan toebrengen.


Acceptatie gaat dan minder over overeenstemming en meer over leren leven met spanningen, betekenis geven aan levens die worden geleefd binnen systemen die niet gemakkelijk kunnen worden ontward.


Visies op de toekomst


Stortplaatsen vereisen eeuwigdurende zorg, een tijdsbestek dat het menselijk leven of politieke cycli ver overstijgt. Om je een beeld te vormen van hun toekomst is een soort geologisch denken nodig, dat ons gebruikelijke tijdsbesef overstijgt. Toch hadden mensen wel ideeën over wat de toekomst van deze plaatsen zou kunnen brengen toen we hen hiernaar vroegen. “Over honderd jaar zullen gesloten stortplaatsen nog meer in ons leven zijn geïntegreerd”, aldus IJsbrand de Haan van het Aftercare Team van de provincie Zuid-Holland. 
Het is te duur om hun ruimte niet te gebruiken.

Sport- of groenzones zijn nu misschien wel de meest haalbare herbestemmingsoptie voor veel stortplaatsen, maar uiteindelijk kan de behoefte aan woningen ertoe leiden dat er meer gebouwen op deze plaatsen worden gebouwd. Ze kunnen zelfs worden uitgegraven en verwijderd om het land vrij te maken. In de toekomst zouden stortplaatsen ook kunnen fungeren als tijdelijke opslagplaats voor materialen, die boven water worden gehouden in het licht van de stijgende zeespiegel.”
   Jan breidt deze verbeelding uit naar een stedelijke toekomst, waarin de voormalige stortplaats een groen hart wordt te midden van de groeiende steden: “Ik denk dat het in de toekomst een soort Central Park zal worden, zoals in New York. Rotterdam, Den Haag en Zoetermeer blijven namelijk groeien, en deze regio vormt een barrière tegen de steden. Maar in de toekomst denk ik dat het een Central Park zal zijn. Iedereen komt hier op zondag voor recreatie.”
   Eriks visie is intiemer, gevormd door een alledaags verlangen naar toegankelijke groene ruimtes: “Deze plek zal hier veel langer blijven bestaan dan ik. Voor de volgende generatie wil ik dat het toegankelijk, leuk en speels is.”

Visies op de toekomst (Vlaardingen Museum)
Miguel Teodoro
Dennis (midden) & Henk (rechts) in het Volksbos
Miguel Teodoro

   Dergelijke ideeën over herbestemming sluiten aan bij een lange Nederlandse traditie van het transformeren van opgeofferde gebieden – door eroverheen of ernaast te bouwen, of ze uit noodzaak om te vormen tot groene ruimtes. Verontrustender is het vooruitzicht dat de aangelegde stortplaats niet alleen zal blijven bestaan, maar dat er ook nieuwe zullen ontstaan. Zoals IJsbrand opmerkt, kunnen de huidige Nederlandse wetten die nieuwe stortplaatsen verbieden of oude heropening verbieden, onder druk komen te staan door de eindeloze afvalstromen, zelfs die welke bedoeld zijn om te worden verbrand.
   Onder deze verbeeldingen ligt een rode draad: de stortplaats als een plek die is opgenomen in het dagelijks leven, genaturaliseerd, vergroend en hergebruikt, terwijl het potentiële langzame geweld van de begraven inhoud grotendeels onzichtbaar blijft, wordt uitgesteld en wordt doorgegeven aan toekomstige generaties.


Postlude


Creatie van het collectieve kunstwerk ‘Tracing Wastescapes’ tijdens de workshops van Shifting Mountains in mei 2025. Miguel Teodoro


Terwijl we in een tuin staan en uitkijken over de heuvel, dwalen onze gedachten heen en weer tussen de idyllische realiteit van een groene oase die zich voor onze ogen uitstrekt en de verborgen diepte die we zojuist samen hebben verkend. Het late namiddagzonlicht begint onze huid te verbranden, terwijl het oppervlak van de stortplaats kalm lijkt, bijna gewoon. Maar als we het grote stuk stof met lichtgevoelige emulsie op het gras uitspreiden en het licht op het lichtblauwe doek weerkaatst, voelen we de lagen onder ons: het begraven afval, de afgelopen jaren van bedekken en vergeten, en de komende jaren van nog meer assimilatie in het landschap. Onze workshopdeelnemers bukken zich om bladeren, bloemen en kleine stukjes puin die ze tijdens hun wandeling op de stortplaats hebben verzameld, neer te leggen. Even voelt het alsof we een stil ritueel van afsluiting uitvoeren, dat niemand van ons ooit heeft meegemaakt: het moment waarop een stortplaats wordt afgesloten, eerst met plastic bekleding, daarna met lagen aarde. Langzaam etst de zon sporen in de stof: een verslag van onze gebaren, vluchtige en subjectieve ontmoetingen met het afvallandschap.


Tracing Wastescapes (Oeverbos). Shifting Mountains
Tracing Wastescapes (Detail). Shifting Mountains
Ons collectieve kunstwerk werd een manier om die diepgewortelde verhalen in vraag te stellen: om afval niet te zien als een moreel falen, maar als een materiële voorwaarde van het moderne leven. Het vroeg hoe we met afval zouden kunnen omgaan in plaats van het gewoon te beheren: hoe we deze post-natuurlijke terreinen zouden kunnen leren interpreteren, niet als perifere zones van verdwijning, maar als onderdeel van onze gedeelde ecologie.
Hoe kunnen we verder gaan dan het omgaan met afval en omgaan met onze omgeving, door een hernieuwde aandacht te cultiveren voor materiaalstromen en hun verwevenheid met levende systemen? Door het afvallandschap te volgen via de planten en gevonden voorwerpen aan de rand van Rotterdam in het Hoge Bergse Bos en het Oeverbos, wilden we deze locaties opnieuw bekijken door de lens van het ‘Shifting baseline syndrome’: om te erkennen hoe gemakkelijk we veranderde landschappen als normaal accepteren en hoe cruciaal het is om ze te blijven interpreteren voor wat ze werkelijk zijn.
   Wanneer we ons een beeld vormen van de toekomst van stortplaatsen, worden we ook geconfronteerd met de grenzen van onze verbeeldingskracht. 
Een stortplaats houdt nooit echt op te bestaan; hij blijft bestaan, verandert en beïnvloedt de wereld nog lang nadat wij er niet meer zijn. Het idee van ‘sluiting’ is geruststellend, maar niet reëel.


Zorg dragen voor deze plaatsen betekent een vorm van langdurige verantwoordelijkheid accepteren: een verantwoordelijkheid die verder reikt dan ons leven en van generatie op generatie wordt doorgegeven.
   De mensen met wie we spraken, keken ook vooruit, elk op hun eigen manier. Sommigen stelden zich groene parken of recreatiegebieden voor, anderen stelden woningen voor of zelfs hergebruik van begraven materialen. Deze visies onthullen een verlangen om het land opnieuw te integreren in het dagelijks leven, om afval om te zetten in iets vertrouwds, leefbaars. Maar naarmate elke generatie opgroeit met nieuwe landschappen, verschuift stilletjes wat als ‘natuur’ wordt beschouwd. Een groene heuvel kan een stortplaats verbergen; een bos kan geworteld zijn in afval. Door deze langzame normalisering, deze verschuivende basis (‘Shifting baseline syndrome’), vergeten we gemakkelijk wat eronder ligt en geloven we in een herstel dat misschien nooit voltooid zal zijn.
   Toch zijn deze verbeeldingskrachtige handelingen belangrijk. Ze tonen een poging om verder te denken dan het heden en verbonden te blijven met de langetermijngevolgen van ons materiële leven.


Rietputten moeras (naast het Oeverbos). Miguel Teodoro


Video interviews




Referenties

  1. Beoordelingskader veilige recreatie op gesloten stortplaatsen. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) 2024 
    (report number 2024-0174) 
    Er bestaat onenigheid over hoe de stortplaatsen destijds werden geclassificeerd en geteld. Veel locaties komen niet voor in de officiële registers omdat ze bijvoorbeeld te klein waren of destijds nog in gebruik waren. Voor sommige locaties bestaan er mogelijk geen officiële registers. Zie Searching for the Dutch Mountains (2022-lopend onderzoek), Sigrid Schmeisser,
    https://www.centre-to-periphery.com
    .
  2. NVRD. https://www.nvrd.nl/dossier/milieustraten
    Wassink, Geke. 2007. “Honderd jaar heren van de reiniging. Als de hygiëne wordt verwaarloosd, volgt decadenmtie.” NVRD
  3. Andere Tijden. https://anderetijden.nl/aflevering/457/Lekkerkerk
  4. Landbody. (2023). In Geo-Visions: Landbodies (1 ed.) Sigrid Schmeisser
  5. Collective Wasteland, “Collective Wasteland Festival”, https://www.collectivewasteland.nl
  6. Schmeisser, Sigrid. “Centre to Periphery,” 2013–ongoing, https://www.centre-to-periphery.com
  7. Pauly, Daniel. “Anecdotes and the Shifting Baseline Syndrome of Fisheries.” Trends in Ecology & Evolution 10, no. 10 (1995): 430. https://doi.org/10.1016/S0169-5347(00)89171-5
    Masashi Soga and Kevin J. Gaston, “Shifting Baseline Syndrome: Causes, Consequences, and Implications,” Frontiers in Ecology and the Environment 16, no. 4 (2018): 222-230
    Schmeisser, Sigrid. “How to Hide a Mountain.” Avery Review, June 2024. https://averyreview.com/issues/67/how-to-hide-a-mountain.
  8. Centre for Sustainability. “AVR Excursion.” Centre for Sustainability, Leiden-Delft-Erasmus Universities, accessed October 24, 2025.
    https://www.centre-for-sustainability.nl/news/avr-excursion
  9. Nixon, Rob. 2011. Slow Violence and the Environmentalism of the Poor. Cambridge, MA: Harvard University Press
  10. Pauly, Daniel. “Anecdotes and the Shifting Baseline Syndrome of Fisheries.” Trends in Ecology & Evolution 10, no. 10 (1995): 430. https://doi.org/10.1016/S0169-5347(00)89171-5
  11. Het Volksbos. ‘Het Volksbos’. Accessed 3 February 2025. http://www.volksbos.nl/over-het-volksbos/
    Midden-Delfland. ‘Het Volksbos in de Lickebaert’. https://www.middendelfland.net/volksbos/index.htm
  12. Delfland, Hoogheemraadschap van. ‘Partijen denken mee over inpassing van de nieuwe afvalwaterzuivering’. Delfland, Hoogheemraadschap van Delfland. Accessed 23 October 2025. https://www.hhdelfland.nl/werk-in-uitvoering/project-waterzuivering-vergulde-hand/berichten/partijen-denken-mee-inpassing-nieuwe/


Colofon
Project geleid door:
Borisova Katya, Schmeisser Sigrid, Veen Anne Vera 
Videografie en fotografie: Teodoro Miguel 
Vrijwilliger: Exton Louella 
Print sponsor: Onomatopee Riso (Notice what you notice, notitieboekjes)
Geproduceerd door: Stichting Thick Present
Ondersteund door: Stimuleringsfonds Creatieve Industrie en Cultuurfonds
Met veel dank aan: Museum Vlaardingen, Cock Keramiek, van Donkelaar Jan, van Eck Dennis, de Haan IJsbrand, Koffeman Niko, Morren Esther, Rövekamp Erik, Smeets Roger, Simelio Jorge, van Stegeren Dick, van den Berge Mariëlle, van Woerden Henk, alle mensen die anoniem herinneringen en informatie met ons gedeeld hebben, en alle deelnemers aan de workshops. 

Disclaimer
Gesloten stortplaatsen zijn omstreden locaties en mensen en organisaties hebben hierover tegenstrijdige meningen en verschillende belangen. Alle hier opgenomen meningen zijn onvermijdelijk subjectief en worden weergegeven zoals ze zijn, zelfs wanneer ze met elkaar in strijd zijn of niet worden ondersteund door juridische of medische documentatie. Omdat de weergave van de realiteit van dergelijke locaties voornamelijk bestaat uit juridische en technische documentatie en officiële verklaringen van autoriteiten, hebben we in dit project gekeken naar een meer volkse dimensie van deze landschappen, bestaande uit meerdere ervaringen en herinneringen die zelden in de verslagen worden opgenomen. Deze kunnen alleen worden verzameld als je mensen meeneemt naar de locatie en uitgebreid met hen praat. Dat is wat we hebben gedaan.

Maar we zijn ook een krachtige zelfcensuur tegengekomen bij een aanzienlijk aantal mensen die dicht bij de locaties wonen en op de een of andere manier hiermee verbonden blijven. Verschillende deelnemers hebben gevraagd om hun namen of verhalen niet in de online publicatie op te nemen of hebben deze vóór publicatie teruggetrokken, ook al hadden hun verhalen betrekking op gebeurtenissen die decennia geleden plaatsvonden. We respecteren hun wensen en nemen hier alleen goedgekeurde citaten en geanonimiseerde herinneringen op.